Google
Stuur een mail naar de Begeleidingsdienst voor Vrijescholen: P. van Meurs
                                                                  
ontluikende geletterdheid Visuele oefeningen:

VISUELE OEFENINGEN

 

 

Woorden van de week

In sommige klassen is het gebruikelijk om een lijstje 'woorden van de week' op het bord te hebben staan. Iedere dag worden de woorden hardop (door een kind of door meerdere kinderen) voorgelezen. Soms wordt van diezelfde woorden een dictee gegeven aan het einde van de week. Doordat de kinderen in ieder verloren moment de gelegenheid hebben om de woorden te zien, prenten ze het woordbeeld in. Het ene kind staat daar meer voor open dan het andere. Bij moeilijk lezende en spellende kinderen zal de leraar wel moeten stimuleren om zich voor deze inprenting in te spannen. Met zo'n lijstje woorden zijn nog veel meer oefeningen variaties denkbaar. Raadspelletjes kunnen kinderen er toe brengen nauwkeuriger te kijken.

 

Een voorbeeld uit de klas.

Een leraar laat de kinderen iedere dag een kwartier visueel oefenen met de tien woorden van de week:

Op het bord staan de volgende woorden: schimmel, schotel, schipper, beschuit, geschenk,schaven, schuren, schors, verschil, verschillend.

Dag 1. De leraar leest eerst zelfde woorden voor en laat vervolgens enkele kinderen de woorden lezen. Dan gaan ze praten over de woorden, zodat de leraar zeker weet dat ieder kind weet wat de woorden betekenen.

Dag 2. De leraar stelt diverse soorten vragen, bijvoorbeeld of de kinderen kunnen bedenken waarom juist deze woorden bij elkaar zijn gekozen. Of welke woorden niet in het rijtje zouden passen. Of welk woord verborgen zit in een ander woord. Of welk woord het kortste is. De kinderen schrijven de woorden eenmaal over.

Dag 3. De leraar laat de kinderen raadsels maken over de woorden. Dat kan zijn over de betekenis, maar ook over de vorm. Voorbeelden: Het woord dat ik bedoel, is wit. Ik zoek alle woorden die je kan doen (werkwoorden; een werkwoord is een woord dat je kan doen). Waarom passen schimmel, schipperen verschillend bij elkaar?

Dag 4. De kinderen doen in tweetallen hetzelfde als de dag ervoor. Ze schrijven de woorden gedurende tien minuten over om de spelling in te prenten.

Dag 5. De leraar laat ieder kind eenmaal het rijtje voorlezen. Dan veegt hij woord een weg en laat de kinderen tot tien tellen en het vervolgens opschrijven. Dit herhaalt zich met alle andere woorden.


Waarnemingsoefeningen

Het is goed om de waarneming te scholen en de kinderen te leren kijken. Dat is een ontwikkeling die veel verder gaat dan alleen voor het lezen en schrijven. Waarnemings­oefeningen kunnen door het hele onderwijs geweven worden, 's Ochtends kan er een kleine toevoeging zijn op de bordtekening. Wie ziet wat er anders is in de klas? Kinderen kunnen daar heel vaardig in worden. Ze kunnen uiteindelijk een punaise opmerken die een andere kleur heeft dan de punaise die de dag ervoor in de tekening was geprikt. In de klas kan iedere dag een ander kind aan de beurt zijn om een kleine toevoeging op het bord te maken. De andere kinderen moeten de volgende ochtend vertellen wat er gisteren ook al weer was bijgekomen. Of proberen de dag erna uit het hoofd na te tekenen wat erbij was gekomen. De variaties zijn legio. In een heemkundeperiode kijken de kinderen iedere dag naar hun ontkiemende boontjes. Ze leren waarnemen, leren kijken. En indirect werken ze met dergelijke oefeningen ook aan hun lezen en schrijven. Platvloerser, maar voor dit doel ook goed te gebruiken, zijn de puzzel- en raadselboekjes die je vaak in de vakantietijd bij de supermarkt kunt kopen. Zoals een 'Zoek de 10 verschillen' boekje. Ook kan het goed zijn regelmatig een werkblad te geven met visuele oefeningen erop. Veel kinderen vinden het heerlijk om zo recht toe recht aan een invulblad te maken waarop af ook echt af is.

 

 

Zoekspelletje

De leraar verstopt drie voorwerpen in de klas. De kinderen mogen kijken en moeten goed onthouden waar de dingen verstopt zijn. Eén kind mag de voorwerpen weer opzoeken. De tijd tussen het verstoppen en opzoeken mag niet te lang zijn, omdat het anders een lange termijn geheugen activiteit wordt en geen visuele oefening. Deze oefening is ook heel geschikt om bij twijfel aan leerrijpheid met de oudste kleuters te doen. Er is veel te observeren, de mate van terughouding, het visuele geheugen en de taakspanning.

 

 

Zien en onthouden

De leraar laat gedurende maximaal 20 seconden een voorwerp zien en stopt het daarna weg. De kinderen tekenen na wat ze zich ervan herinneren. Als het klaar is laat de leraar het voorwerp weer zien en geven de kinderen aan wat ze wel en wat ze niet hebben getekend. (Wanneer een oefening meer dan 20 seconden duurt, wordt het langere termijn geheugen aangesproken.)

 

Kaartjes met touwtjes

In de klas zijn verschillende kaartjes met op letters lijkende tekens erop. Ieder kind heeft een touwtje. De leraar laat in steeds kortere tijd de kinderen een kaartje zien en vraagt hen de vorm met het touwtje op de bank na te leggen. Deze oefening moet worden opgebouwd, zodat de vorm tenslotte als een flitskaartje zo kort getoond kan worden.

 

 

Werkbladen met overeenkomsten en verschillen.

De leraar maakt of zoekt werkbladen met daarop letters, cijfers of kleine woorden en laat de kinderen de verschillen ontdekken. Of de kinderen moeten de woorden die hetzelfde zijn omcirkelen. Kinderen kunnen er in tweetallen of individueel aan werken. Door zo'n werkblad te maken, worden kinderen geprikkeld om nauwkeurig te gaan lezen en kijken.

 

 

Twee andere ideeën voor werkbladen

Een werkblad met verschillende plaatjes met ernaast het afgebeelde woord verstopt. Naast een plaatje van een zak bijvoorbeeld de letters zahsk.

Het kind bedekt de letters h en s en leest het woord.

Een werkblad met enkele plaatjes en veel omcirkelde letters ernaast willekeurig over het blad. De kinderen moeten de letters met de afbeelding verbinden en schrijven onderaan het werkblad het woord in de juiste volgorde op.

1


Visuele syntheseoefeningen

Werken met woordrijen

Ook wel structuuroefeningen, wisselrijen, analogierijen of syntheserijen genoemd. Woordrijen zijn reeks woorden die voor een deel hetzelfde zijn, bijvoorbeeld: pan, man, kan, jan. Het eerste woord van de reeks wordt besproken, de analoge structuur van de reeks wordt gezocht, het woord wordt eerst gescheiden gelezen, p-an. Dan de hele reeks Door hiermee oefeningen te doen, leren kinderen lezen op basis van het principe van de overeenkomsten. Deze manier gaat ervan uit dat als je pan hebt gelezen, man niet zo moeilijk meer is. Het probleem voor moeilijk lezende kinderen is, dat ze zo'n anker­woord (pan in het voorbeeld) niet voor iedere categorie woorden tot hun beschikking hebben. Net als alle andere beschreven oefeningen, blijft dit dus ook één van de oefeningen die leraren kunnen doen met kinderen en niet de enige en zaligmakende. Er is een onderscheid te maken in gestructureerde (struik, straat, stroom) woordrijen, wisselrijen (pan, man, kan) en ongestructureerde rijen (woorden met verschillende moeilijkheden, bijvoorbeeld; straat, strik, spreek, strak, spreeuw). De ongestructureerde rijen zouden het meest effect sorteren. Mogelijkheden:

 

 

Materiaal

In diverse leesmethodes zijn dergelijke woordrijen te vinden. Ook in het 'Curriculum schoolrijpheid', deel 2a auditieve training, in 'Speciale leesbegeleiding' van L. Koning 'de Leeskist' van Seys en Biervliet e.a. In 'Behandeling van leesproblemen' van Erik Billaert (1996) worden verschillende aanpakken kort en bondig beschreven. Dit boek beschrijft 25 technieken om leeszwakke kinderen te begeleiden. Het is een goed bruik­baar en toegankelijk boek voor leraren en remedial teachers die met leerlingen indivi­dueel of met meerdere kinderen in een groep werken. Alle leesaanpakken staan er in.

Het markeren van teksten

Leraren kunnen kinderen visueel ondersteunen door bij bordteksten verschillende kleuren te gebruiken. Pas op, want overdaad werkt averechts! Het lezen van het bord zou wel steeds kritisch moeten worden bekeken; de kinderen moeten de hele tijd opkijken, hebben weinig houvast en de lichtinval werkt ook niet vaak mee. Maar in voorkomende gevallen helpt het moeilijk lezende kinderen al enorm, wanneer de te lezen tekst niet als een brij in eenzelfde kleur op het bord staat geschreven. Ook individueel te lezen teksten op werkbladen kunnen gemarkeerd worden. Kinderen kunnen zelf bepaalde letters of lettercombinaties eerst kleuren, om ze vervolgens makkelijker te kunnen lezen. Ook dit is weer een oefening die kinderen scherpt in hun visuele waarneming.

Een voorbeeld uit een klas

Klein spelletje voor een groepje kinderen dat moeite heeft met lezen.

De klas leest op hun eigen niveau in tweetallen. Bij de leraar zit een groepje kinderen Op het bord heeft de leraar verschillende kleine afbeeldingen getekend; een meeuw, een peer, een leeuw, een ketel, regen. De woorden staan eronder geschreven. Dan verzint de leraar een zin waarin een van de woorden voorkomt. De kinderen zoeken de afbeelding erbij en lezen het woord. Als alle woorden zijn geweest, lezen ze samen nog een keer de woorden.

 

 

Letterdozen

Het is aan te raden om in de klas verschillende letterdozen aanwezig te hebben. Het kunnen natuurlijk ook genaaide zakjes met zelf geschreven letterkaartjes zijn. Vertrekkend van een grondwoord, kunnen kinderen visueel reeksen opbouwen. (Hierin is een opbouw denkbaar als: drieletterwoorden met korte klinkers, drieletterwoorden met lange klinkers en tweeklanken, woorden met een dubbele staart, woorden met een dubbele kop, woorden met een dubbele kop en een dubbele staart.) Het grondwoord wordt gezamenlijk gelegd met de letters uit de doos, bijvoorbeeld rat. De leraar geeft nu opdracht om het woord te gaan veranderen: 'Vervang de staart door mmmm'. De kinderen leggen ram en lezen wat er staat. De leraar kan ook vrijere opdrachten geven, bijvoorbeeld 'Je mag maar één letter ruilen.'

Om de leesletters te oefenen, kan goed gebruik worden gemaakt van stempels. Zo worden de letters niet schrijvend geautomatiseerd, maar krijgen de kinderen wel gelegenheid om met deze letters te oefenen. (Zie ook hoofdstuk 3).


 

 

 

 

2

 

 

EEN VOORBEELD VAN EEN STEMPELKIST DIE KANT EN KLAAR TE VERKRIJGEN IS

(CATALOGUS 2004 NOORD NED. STEMPEL-  & LEERM1DDELENFABRIEK BV)

 

 

 

 

Letterkaartjes en werkbladen combineren

De leraar heeft vooraf een werkblad gemaakt van verschillende woorden, waarbij de eerste letter is weg gelaten (...at, ...eest, ...ook enz). De leraar laat de letter zien die de kinderen uit hun letterdoos moeten zoeken. Ze laten met zijn allen horen hoe die letter klinkt. Dan leggen de kinderen de gevonden letter op hun werkblad om er een woord van te maken.

 

 

Andere kaartjes oefeningen

Nodig: verschillende afbeeldingen en een letterdoos of zakje. Deze oefening wordt met zijn tweeën gedaan, de ene kan de leraar zijn, maar het kan ook goed een kind zijn dat al vaardiger is in lezen en schrijven. Dit kind noemen we tutor en het kind dat nog lerend is noemen we tuteer Het is overigens belangrijk dat een leraar de kinderen leert om tutor en tutee te zijn door er op klassikale momenten aandacht aan te besteden, terug te vragen hoe het gegaan is, en kinderen te leren hoe je een ander iets leert.

Het tutorkind legt een plaatje neer, bijvoorbeeld van een kip, daarnaast .ip in letterkaartjes. De tutee zoekt de k erbij en legt die ervoor. Dit kan ook zonder plaatje, bijv. wip, lip. Of de tutor geeft opdrachten erbij, zoals leg de staart erbij', leg de buik erbij', leg de kop en staart erbij'.

 

Ankerwoorden

Veel methodes maken gebruik van ankerwoorden. Kinderen leren het woordbeeld her­kennen, omdat ze het veel tegenkomen. Allerlei oefeningen met dezelfde woorden worden gedaan. Die woorden staan na een tijd als het ware op het netvlies ingeprent en dienen als ankerwoord voor woorden die erop lijken. In de vrijescholen wordt ook gebruik gemaakt van dit principe wanneer de leraar bijvoorbeeld kaartjes in de klas hangt bij wat er te zien is. Voor sommige kinderen kan het naast het leren synthetiseren en analyseren van woorden, belangrijk zijn om zich veel van dergelijke ankerwoorden eigen te maken. Een leuke oefening is om de kinderen een tekening te laten maken over een van tevoren afgesproken thema, (bijvoorbeeld een kind tekent over 'feesten', een ander over 'de dieren­tuin'. Het is belangrijk dat ieder kind iets mag tekenen waar het zich ook echt mee kan verbinden en enthousiast over kan zijn.) Vervolgens laat de leraar de kinderen zeven dingen aanwijzen op hun eigen tekening waarvan ze graag zouden weten hoe je die schrijft. Die woorden schrijft de leraar op kaartjes. Met touwtjes en een perforator worden de kaartjes aan de mooie tekeningen bevestigd. De tekeningen worden in de klas opgehangen. Wanneer een kind zeker weet hoe het woord geschreven wordt, mag het touwtje worden losgemaakt van de tekening en het kaartje bijvoorbeeld in het schrift worden geplakt.

 

 

 

Spelletjes